REGIO - Op 16 september verschijnt het nieuwe boek van Menno Lanting:
De Bestedeling, het vergeten verhaal van kinderveilingen in Nederland. Ook in Culemborg, Vianen en omgeving vonden deze kinderveilingen en uitbestedingen plaats. “Dit is een vergeten werkelijkheid die nog altijd doorwerkt.”
Wat nu ondenkbaar lijkt, was tot ver in de twintigste eeuw bijna dagelijkse kost: in Nederland werden weeskinderen, ouderen en mensen met een beperking ‘verkocht’ aan de laagste bieder. Voor Lanting is het schrijven van
De Bestdeling een persoonlijke zoektocht geweest. "Die is begonnen bij mijn overgrootmoeder, die als 4-jarig weeskind werd weggegeven aan een boerengezin in ruil voor kost en inwoning. Gaandeweg stuitte ik op een geschiedenis die honderdduizenden gezinnen heeft geraakt, maar zelden wordt besproken.”
Diepe sporenWat begon als een persoonlijke zoektocht groeide voor Menno Lanting uit tot een onthullend verslag van een vergeten systeem dat diepe sporen naliet. In
De Bestedeling vertelt de schrijver voor het eerst het schrijnende verhaal van een praktijk die het leven van honderdduizenden mensen bepaalde. Ook in de buurt van Vianen en Culemborg. “In de Lek- en Linge-streek liep armenzorg eeuwenlang via twee sporen: instellingen (wees- en gasthuizen) en uitbesteding in particuliere huishoudens. Dit ging vaak via openbare aanbestedingen, waarbij de minstbiedende de zorg op zich nam. Een praktijk die neerkwam op een vorm van veilen van kinderen aan gezinnen die deze tegen het laagste bedrag onderdak wilden bieden.”
Wie geen burgerrecht had, werd vaak uitbesteed bij gezinnen tegen betaling
UitbestedingCulemborg bouwde in 1560 een voor die tijd uitzonderlijk modern, speciaal als weeshuis ontworpen complex: het Elisabeth Weeshuis, gefinancierd door vrouwe Elisabeth van Culemborg. Waar in andere plaatsen vaak oude panden werden hergebruikt, verrees hier een volledig nieuw huis met eigen voorzieningen. Een blauwdruk voor eeuwen wezenzorg. “Toch werden niet alle kinderen in het weeshuis opgenomen,” licht Lanting toe. “Wie geen burgerrecht had, werd vaak uitbesteed bij gezinnen tegen betaling. Ook voor ouderen was er opvang: het Sint-Pietersgasthuis bood armen en proveniers (vaak oudere mannen) kost en inwoning in ruil voor (delen van) hun nalatenschap. Dit vormde een vroeg model in de vorm van een contract voor verzorging tegen vermogen.”
Kinderen opnemenVianen beschikte over twee weeshuizen: een aan de Weesdijk en een aan de Langedijk. In 1707 werd een van de huizen als kostschool gebruikt. En in 1733 werden er ook kinderen van stadsarmen en de diaconie opgenomen. Daarmee werd naast interne opvang ook uitbesteding via de stadskas en diaconie toegepast. In 1819–1822 volgde opheffing: de Viaanse wezen werden overgebracht naar de Maatschappij van Weldadigheid in Frederiksoord in Drenthe. “Daar kregen zij opnieuw onderdak bij gezinnen of in koloniewoningen. Voor ouderen waren er een Oude Mannenhuis in de Brederodestraat en een Oude Vrouwenhuis bij de Gasthuiskapel. Vanwege geldzorgen werden beide instellingen in 1683 samengevoegd. Dit was een teken dat de zorg structureel was, maar financieel onder druk stond.”
In Heukelum werden wezen alleen aan de minstbiedende uitbesteed
Uiteenlopende praktijkenIn de omliggende dorpen en stadjes liepen de praktijken uiteen. Leerdamse wezen werden, mits gereformeerd, opgenomen in het weeshuis van Buren. In Asperen hielden weesmeesters toezicht: zij zorgden voor plaatsing bij voorkeur bij bloedverwanten. “In Heukelum daarentegen was de situatie schrijnender. Daar werden wezen alleen aan de minstbiedende uitbesteed. Dus aan gezinnen die kinderen voor het laagste bedrag kost en inwoning wilden geven.”
ZichtbaarOok in de 19e eeuw en later bleef uitbesteding zichtbaar. Zo werd Mietje Wittenberg (1831), dochter van een dienstmeid in Culemborg, ondergebracht bij familie in Diepenveen omdat haar moeder het kind niet zelf kon verzorgen. De gemeente of familiekring trad hier op als vangnet, maar altijd onder de logica van uithuisplaatsing. Een bijzondere 20e-eeuwse casus uit Culemborg toont hoe deze traditie bleef doorwerken vertelt Lanting. “In de jaren ’30 behandelde de Voogdijraad in Utrecht een zaak van kinderverwaarlozing. Het ging om een vijfjarig meisje. “Haar moeder na een scheiding de voogdij, maar door geestesstoornissen mishandelde zij het kind. Nadat de moeder krankzinnig werd verklaard en opgenomen, werd het meisje door de gemeente tijdelijk uitbesteed bij een gezin. In afwachting van een definitieve voogdijregeling. Het leidde tot een juridisch steekspel tussen kantonrechter en rechtbank over wie bevoegd was om een tijdelijke voogd te benoemen. Hier werd duidelijk hoe oud gebruik en moderne kinderbeschermingswetgeving botsten.”
Deze schrijnende praktijk is vrijwel uit ons collectieve geheugen verdwenen
Onderbelicht hoofdstukDe Bestedeling werpt niet alleen een licht op een onderbelicht hoofdstuk uit onze (regionale) geschiedenis, maar houdt ons ook een spiegel voor. “Hoe we toen met kwetsbare mensen omgingen, en hoe dat vandaag de dag nog steeds doorwerkt. Wat begon met mijn overgrootmoeder bleek geen uitzondering, maar onderdeel van een systeem dat diep in de samenleving was verankerd. Dit verhaal gaat ons allemaal aan.” Lanting zegt dat dit systeem van bestedelingen zó wijdverspreid dat was dat vrijwel elke Nederlandse familie ermee te maken had. “Toch is deze schrijnende praktijk vrijwel uit ons collectieve geheugen verdwenen. Want hoewel we denken dat zulke toestanden tot het verre verleden behoren, is het laatste kind pas enkele decennia geleden uitbesteed.”
Actuele discussiesLantings boek
De Bestedeling raakt daarmee aan actuele discussies over kinderrechten, sociale ongelijkheid en de zorg voor kwetsbaren in onze samenleving. De schrijver verweeft historische feiten met persoonlijke geschiedenissen. “En ik laat zien hoe een gebrekkig zorgsysteem mensen
degradeerde tot handelswaar.”