OPHEMERT - Tussen de Waal en de Linge ligt een streek waar het land niet alleen spreekt, maar ook klinkt zoals nergens anders. De Betuwe heeft haar eigen taal – of liever: haar eigen talen. Want geen dorp klinkt hetzelfde. Voor broers Aart en Dik Kusters uit Ophemert en Varik is het hun moedertaal. En dat voel je. "Standaard Nederlands spreken we wel," zegt Dik, "maar het is niet wie we zijn."
Taal van nabijheid "Als we elkaar begroeten met ‘hoi’, dan weten we: het is goed," vertelt Aart. "Maar zeggen we alleen elkaars achternaam, dan is er afstand." In het dialect zit vanzelfsprekendheid. De klank komt van dichtbij - van thuis, van vroeger, van mensen die je kende - zonder ze te hoeven uitleggen. De Betuwe is niet alleen geografisch een eiland tussen rivieren; ook taalkundig is het een wereld op zich. Tussen Geldermalsen en Tiel hoor je verschil. Volgens Dik is dat juist de rijkdom. “Dialect is geen systeem, het is gevoel. En als je zo spreekt, hoor je erbij.”
De vergankelijkheid van vanzelfsprekendheid "Vijftig jaar geleden was het anders," zegt Dik. "Toen sprak iedereen nog Betuws, zonder erbij na te denken. Het was de taal van het dagelijks leven, het was wie je was." Aart knikt instemmend. "Wat vanzelfsprekend is, zie je pas als het er niet meer is. Willem den Ouden zei het al: 'Wanneer iets in overvloed is, zie je het niet. Het wordt pas bijzonder als het schaars is.' En dat is precies wat er nu gebeurt. De Betuwse taal is langzaam aan het verdwijnen, en daardoor merk je pas hoe waardevol ze is."
Taal uit het boerenleven en de boomgaard Veel uitdrukkingen die ooit uit het boerenleven kwamen, zijn in het dagelijks taalgebruik blijven hangen. Neem ‘boven Jan’ – een term die zijn oorsprong vindt in de kersenpluk. Plukkers vulden hun hoenderik, een mand die aan de ladder of tak werd gehangen. Op driekwart hoogte zat een donkere vlecht, ‘Jan’ genoemd. Was de mand bijna vol, dan riep de plukker: “Ik ben boven Jan.” Tegenwoordig weet bijna niemand dat meer. Maar de uitdrukking leeft nog.
Rituelen die spreken: “onder d’n huig trouwen” Ook sociale gebruiken werden gedragen door taal. In de Betuwe werd een buitenechtelijk kind vroeger aangeduid als een “vurkaind” (voorkind) een woord met scherpe randen. Toch kende men ook een manier om het kind alsnog een plek te geven. Bij het huwelijk werd het kind onder een wijde rok van de vrouw gehouden – een symbolisch gebaar waarmee het kind na het ja woord tevoorschijn mocht komen, "geëcht" zij men dan. Ook kreeg het een plaats binnen het gezin én in het dorp.
In het Stroomhuis klinkt het nog Om de taal van hun jeugd levend te houden, vertellen Dik en Aart regelmatig verhalen over Betuwse dorpsgewoonten en streektaal, op uitnodiging van verenigingen zoals Vrouwen van Nu, de Rotary, Lions en Ronde Tafel. Binnenkort doen ze dat voor de Rotary in Tiel. Niet om les te geven in regels, maar om klank, herinnering en cultuur levend te houden. Ze vertellen, laten horen, praten met wie wil luisteren. “De Betuwse taal is schaars geworden,” zegt Aart. “Maar juist daardoor des te meer waard om vast te houden. Want wat vanzelfsprekend leek, verdwijnt soms geruisloos. Net als het Betuws landschap met zijn unieke vergezichten. En als het eenmaal weg is, komt het niet zomaar terug.”